Aan dit tweejarige internationale onderzoek deden groene mbo’s uit acht verschillende Europese landen mee: Finland, Denemarken, Spanje, Nederland, Oostenrijk, Roemenië, Polen en Hongarije. Gedurende het onderzoek werden vier verschillende methoden getest op de studenten en kregen deelnemende docenten de mogelijkheid ervaring op te doen met het werken met deze verschillende methoden.
Methoden zoals Innovation Camp, Living Lab, Gamification en Teamlearning zijn uitgeprobeerd met een internationaal gezelschap van studenten (om deel te nemen) en docenten (om over de methode te leren) uit alle 8 deelnemende landen. Er blijkt weinig verschil te zijn tussen deze vier methoden. Het onderzoek heeft wel duidelijk gemaakt dat een goede methode aan een aantal randvoorwaarden moet voldoen. Door internationaal te werken wordt al aan een belangrijke voorwaarde voldaan, namelijk het opdoen van ervaring door samen te werken met mensen met andere expertises, ervaringen, leeftijd, etc. (boundary crossing genoemd). Dit levert studenten veel op en zorgt voor een ideaal klimaat voor innovatie. Een andere voorwaarde is het voldoen aan de zes Leren voor Duurzame Ontwikkeling-principes en regioleren (echte opdrachten uit de echte wereld). Studenten gingen bijvoorbeeld in Spanje aan de slag met het thema droogte bij een innovatieve biologische boerderij en in Finland met berekeningen voor een CO2-neutrale melkveehouderij. Dat deze projecten een andere rol vragen van docenten werd al snel duidelijk. Maar hoe doe je dat? Dat bleek nog niet zo eenvoudig. Daarom verzorgde Aeres Hogeschool Wageningen naast de monitoring ook hands-on trainingen over coachen.
Meer informatie over dit project en de eerste resultaten van het onderzoek zijn te vinden op de website van ERASDG.
Ook kun je contact opnemen met Sandra van der Wielen, die samen met Marlies Beukenkamp de monitoring heeft uitgevoerd, via s.van.der.wielen@aeres.nl.