"De biodiversiteit gaat hard achteruit. Dat betekent onder andere dat we tegenwoordig minder soorten planten en dieren hebben dan vroeger in Nederland. Dat is een probleem, omdat biodiversiteit belangrijke functies heeft, ook voor mensen. Zo zorgt het er onder andere voor dat onze steden leefbaar zijn en is het essentieel voor de landbouw. Omdat de biodiversiteit achteruit gaat zien we dat de kwaliteit van de bodem verslechtert, waardoor in tijden van droogte er te weinig water wordt vastgehouden en bij hele natte periodes het water onvoldoende goed afgevoerd kan worden. Ook verslechtert de kwaliteit van de lucht en het water en komen natuurlijke ecosystemen onder druk te staan. Om de wereld leefbaar te houden zijn biodiversiteitsherstel en klimaatadaptatie essentieel", aldus de Boer.
Hoe betrokken zijn mensen bij natuurinclusief denken? Zien mensen de urgentie?
Jetske de Boer licht toe: "Veel mensen zijn zich nog onvoldoende bewust van de problematiek en de urgentie om te werken aan biodiversiteitsherstel. Daarin is nog een wereld te winnen. Een belangrijke oorzaak hiervan is dat de afstand tussen mens en natuur de afgelopen decennia groter is geworden. Steeds meer mensen groeien op in de stad en dat zal de komende 20 tot 30 jaar alleen maar verder toenemen. Bij het bouwen van steden lag de focus vooral op wonen ('grijs') en minder op 'groen', waardoor mens en natuur steeds minder met elkaar verbonden zijn. Dat heeft ertoe geleid dat we minder oog voor de natuur hebben, natuur minder goed begrijpen en er minder goed voor zorgen. Gelukkig zien we in Nederland met name op lokaal niveau verschillende initiatieven die mens en natuur weer dichter bij elkaar brengen."
Wat gaan jullie onderzoeken?
Projectleider Derk-Jan Stobbelaar: "In een consortium van een aantal hogescholen, gemeenten en stichtingen zijn we in 2022 gestart met een onderzoek naar hoe je burgers meer betrokken kunt krijgen bij de natuur en wat daarbij de succes- en faalfactoren zijn. We onderzoeken daarvoor twee groepen: mensen die al wel betrokken zijn bij de natuur en mensen die juist geen betrokkenheid bij de natuur hebben." Het consortium hoopt daarmee antwoord te kunnen geven op de vraag wat ervoor nodig is om mensen meer natuurinclusief te laten denken en handelen.
"Op acht verschillende plekken in Nederland onderzoeken we lopende initiatieven. Zo zijn in park Klarenbeek in Arnhem vrijwilligers bezig met het vergroten van het leefgebied van bijen en andere bestuivers en proberen ze andere mensen daarbij te betrekken. Een ander initiatief is in de gemeente Zaanstad in Noord-Holland, waarbij mensen uit een lage inkomensgroep en met een weinig natuurinclusieve mindset worden betrokken bij het beheer van het buurtgroen. Nog een voorbeeld is het Educatiebos in Almere, waarbij wordt onderzocht wat de effecten zijn van een lesprogramma op kinderen. En in IJsselstein zijn inwoners actief bij het behoud van verschillende unieke fruitbomen, waarbij de gemeente de bewoners zo goed mogelijk probeert te faciliteren en zo samen te werken aan biodiversiteitsherstel. De resultaten van dit onderzoek kunnen gemeenten, het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en andere organisaties helpen om nieuwe projecten en interventies te ontwikkelen om de kloof tussen mens en natuur te verkleinen en daarmee bij te dragen aan biodiversiteitsherstel en klimaatadaptatie."
Wat zijn de eerste bevindingen?
"Een van de oplossingsrichtingen is om de mens en natuur fysiek weer dichter bij elkaar brengen. Dat kun je doen door op plekken waar mensen veel tijd doorbrengen (wonen, werken, naar school gaan, etc.) natuurlijke voorzieningen aan te leggen. Wat we ook zien is dat er binnen gemeenten nog beter samengewerkt kan worden. Het eerdergenoemde project in de gemeente Zaanstad is daar een positief voorbeeld van. Dit project levert een bijdrage aan bewustwording over het belang van de natuur, maar zorgt ook voor meer sociale cohesie én verhoogt de leefbaarheid en woonkwaliteit in de buurt door de aanleg van een Stadsoase. Vaak zien we nog dat gemeenten dit vanuit één specifiek probleem aanvliegen. Afdelingen binnen gemeenten zouden hierin nog veel meer kunnen samenwerken", aldus de Boer.
Wat gaan jullie de komende periode nog onderzoeken?
Derk-Jan Stobbelaar licht toe: "We hebben het afgelopen jaar bij de acht casussen onderzocht wat er goed gaat en wat juist niet goed gaat. Op basis daarvan gaan we aan de slag om interventies te ontwikkelen en te onderzoeken wat daarvan de effecten zijn. Wat leveren de interventies op als het gaat om natuurinclusief denken en handelen bij de onderzoekspopulatie? En welke conclusies kunnen we daaruit trekken? Een concreet voorbeeld van een interventie is om bij de voorschoolse kinderopvang kinderen op een speelse manier met de natuur in aanraking laten komen en te meten wat dat doet met het kind, maar ook met de ouders."